In deze zaak heeft eiseres, een Somalische nationaliteit, op 25 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 26 maart 2024. Eiseres heeft vervolgens op 19 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de minister geen verweerschrift had ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de aanvraag van eiseres op 25 maart 2024 was verstreken. Eiseres had de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en er waren meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was. Gezien de jurisprudentie heeft de rechtbank besloten om een rechterlijke dwangsom op te leggen aan de minister, die verplicht werd om binnen vier weken na de uitspraak een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van eiseres.
De rechtbank heeft bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van N. Ouahim, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.