In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser diende zijn aanvraag op 20 december 2020 in, maar verweerder heeft niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn van 21 maanden beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maximale beslistermijn is overschreden en dat verweerder per 11 oktober 2022 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 26 januari 2024 verweerder in gebreke gesteld, maar er was toen al meer dan twee weken verstreken sinds de beslistermijn was overschreden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast is verweerder verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 31 mei 2024.