ECLI:NL:RBDHA:2024:15750
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 8 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 11 januari 2024. Eiser heeft vervolgens op 29 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de minister alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Ook veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.