Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22843
Rechtbank Den Haag
Op 30 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.C.M.E. Schijvenaars, had op 19 oktober 2023 een aanvraag ingediend, waarop de minister binnen 90 dagen had moeten beslissen. De rechtbank oordeelde dat de minister in gebreke was gebleven, aangezien de beslistermijn op 17 april 2024 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres had de minister op 13 mei 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep was op 31 mei 2024 ingediend, wat tijdig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift had ingediend en heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat zij aannemelijk had gemaakt dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb was verstreken. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.