ECLI:NL:RBDHA:2024:15879

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.36047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van een maatregel van bewaring. De eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had op 15 april 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De minister heeft de maatregel op 25 september 2024 opgeheven, maar het beroep is op 27 september 2024 behandeld. Eiser is niet verschenen, maar de minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was en dat de beoordeling van het voortduren van de maatregel zich beperkt tot de periode na de sluiting van het eerdere onderzoek op 26 juli 2024. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de periode tot de opheffing van de maatregel. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwt. De rechtbank concludeert dat er zicht is op uitzetting naar Nigeria en dat de minister terecht geen lichter middel heeft opgelegd aan eiser.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36047

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en
de minister van Asiel en Migratie (voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), de minister,
(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

De minister heeft op 15 april 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De minister heeft met ingang van 25 september 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is met bericht van verhindering niet verschenen. De minister heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 1 augustus 2024 (in de zaak NL24.28603) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 26 juli 2024.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank wanneer de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Standpunten eiser
3. Eiser stelt dat de maatregel ten onrechte voortduurt. Eiser voert aan dat de minister niet voldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Eiser stelt hiertoe dat de minister bij de behandeling van het eerdere beroep ter zitting heeft verklaard dat de Directie Internationale Aangelegenheden (DIA) is gevraagd om bij de Nigeriaanse consul speciaal voor eiser aandacht te vragen. Eiser voert aan dat uit de voortgangsrapportage niet blijkt dat DIA een verzoek aan de consul van Nigeria heeft gedaan om specifieke aandacht voor zijn zaak te vragen.
Oordeel rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat de minister tot aan opheffing van de maatregel voldoende voortvarend heeft gehandeld. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de minister, sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure, drie keer heeft gerappelleerd op de laissez-passer (lp) aanvraag van eiser, te weten op 30 juli 2024, 22 augustus 2024 en 12 september 2024 en twee vertrekgesprekken met eiser heeft geprobeerd te voeren, te weten op 7 augustus 2024, en 4 september 2024. De rechtbank stelt vast dat eiser beide vertrekgesprekken heeft geweigerd. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister toegelicht, dat DIA is verzocht om specifieke aandacht voor de zaak van eiser te vragen bij de Nigeriaanse consul, maar dat DIA niet aan het verzoek heeft voldaan. De rechtbank overweegt dat het nalaten door DIA, van het vragen van specifieke aandacht voor de zaak van eiser, niet wegneemt dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nigeria niet ontbreekt. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 november 2022, waarin zij heeft geoordeeld dat er in zijn algemeenheid ten aanzien van Nigeria nog steeds van ‘zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn’ kan worden uitgegaan. [1] Op eiser rust bovendien de rechtsplicht Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer met zich dat eiser actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen. [2] De rechtbank constateert dat eiser die medewerking niet verleent. Nu de Nigeriaanse autoriteiten voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten, is er geen grond voor het oordeel dat zij, als de vreemdeling zijn medewerking verleent, geen lp op zijn naam willen verstrekken.
4.2.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de minister aan eiser terecht geen lichter middel heeft opgelegd. De rechtbank overweegt dat, eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting en dat hieruit blijkt dat hij niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. De rechtbank overweegt voorts dat eiser verder ook geen redenen naar voren heeft gebracht waaruit de minister aanleiding had moeten zien om aan eiser een lichter middel op te leggen. [3]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85, en 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 23 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:674.