ECLI:NL:RBDHA:2024:16072
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor meerdere personen. De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had zijn aanvraag op 18 juli 2023 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was verlengd, maar uiteindelijk was er op het moment van de uitspraak geen besluit genomen. Eiser heeft verweerder op 5 juni 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 2 juli 2024 ingesteld, wat tijdig was. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn had beslist.
Verweerder had verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden tot de aanvraag in behandeling kon worden genomen, maar de rechtbank wees dit verzoek af. De rechtbank legde verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. De rechtbank bepaalde dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 437,50 aan eiser. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen de uitspraak.