ECLI:NL:RBDHA:2024:16074
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor meerdere personen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had zijn aanvraag op 7 oktober 2023 ingediend, en verweerder was verplicht om binnen 90 dagen te beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de deadline voor het nemen van een besluit op 5 april 2024 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser op 5 juni 2024 verweerder in gebreke gesteld en op 2 juli 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was volgens de wet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. Verweerder had verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden tot de aanvraag in behandeling kon worden genomen, maar de rechtbank wees dit verzoek af. De rechtbank legde verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 437,50 aan eiser. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187 moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 2 oktober 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.