Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32358
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 7 december 2023 is ingediend en dat de minister op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. De termijn is echter verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft de minister op 9 juli 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 16 augustus 2024 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt de minister een termijn op van acht weken om een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de minister tot betaling van deze dwangsommen en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan op 1 oktober 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.