Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27632
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor meerdere personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de aanvraag op 12 december 2023 is ingediend en dat de minister op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. De termijn is echter verstreken zonder dat er een besluit is genomen, waardoor het beroep tijdig is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan op 1 oktober 2024 door mr. E.F. Bethehem, rechter, en is openbaar gemaakt.