Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31233
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een moeder en haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 8 januari 2024 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 7 juli 2024, moeten beslissen. Aangezien er geen besluit is genomen, hebben eisers de minister op 24 juli 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 8 augustus 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van twee weken opgelegd waarbinnen de minister een besluit moet nemen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, omdat het gaat om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank heeft besloten dat de minister binnen acht weken na de uitspraak moet beslissen, met de mogelijkheid tot verlenging van de termijn tot twintig weken als er nader onderzoek nodig is.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan eisers gezamenlijk € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 1 oktober 2024 door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen.