Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27961
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, een eiseres en een eiser, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 15 december 2023 is ingediend en dat de minister op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. De termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, waardoor de minister in gebreke was. Het beroep is tijdig ingediend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister aan eisers € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan op 1 oktober 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt.