ECLI:NL:RBDHA:2024:16089
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft vastgesteld dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, geen verweerschrift heeft ingediend en op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak doet zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres op 30 juni 2023 een aanvraag heeft ingediend. Verweerder had uiterlijk op 28 december 2023 moeten beslissen, maar heeft dit nagelaten. Eiseres heeft verweerder op 9 januari 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 22 april 2024 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt verweerder een termijn op van twee weken om een besluit bekend te maken. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor de rechtbank een langere beslistermijn kan opleggen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Tevens wordt vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan op 1 oktober 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.