ECLI:NL:RBDHA:2024:16458
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging
Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Snoeij, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote en twee kinderen. Eiser had zijn aanvraag op 28 april 2023 ingediend, en de minister was verplicht om binnen 90 dagen te beslissen. De rechtbank oordeelde dat de minister in gebreke was gebleven, aangezien de beslistermijn op 27 oktober 2023 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiser had de minister op 2 november 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep werd op 17 juni 2024 ingesteld, wat tijdig was.
De rechtbank heeft het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat hij aannemelijk had gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiser recht had op een beslissing binnen een bepaalde termijn. De rechtbank legde de minister een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig was.
Daarnaast werd er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschreed, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelde de minister ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.