ECLI:NL:RBDHA:2024:16651
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.L.M. Steinebach - de Wit
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER in het kader van gezinshereniging
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag met het besluit van 13 oktober 2022 afgewezen, en bij het bestreden besluit van 16 augustus 2023 is de afwijzing gehandhaafd. Eiser, die in Turkije verbleef, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER op basis van zijn minderjarige Nederlandse kinderen. De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de minister, aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken voor zijn kinderen verricht, ondanks dat hij niet op hetzelfde adres staat ingeschreven. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat er slechts sprake is van marginale zorg- en opvoedtaken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, vastgesteld op € 1.750, en het door hem betaalde griffierecht van € 184 moet ook worden vergoed.
De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging van de minister onjuist was, omdat deze niet voldoende rekening heeft gehouden met de daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken van eiser. De rechtbank concludeert dat eiser recht heeft op een verblijfsdocument EU/EER op basis van zijn zorg voor zijn kinderen en dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.