ECLI:NL:RBDHA:2024:16677
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar echtgenoot. De aanvraag is op 25 oktober 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door de minister verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 24 april 2024 viel. Eiseres heeft de minister op 27 april 2024 in gebreke gesteld, en het beroep is op 29 mei 2024 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van twee weken opgelegd waarbinnen de minister een besluit moet nemen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, aangezien het gaat om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken als er nader onderzoek nodig is. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 437,50. De uitspraak is gedaan op 11 oktober 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.