ECLI:NL:RBDHA:2024:16678
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 10 januari 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De termijn voor het nemen van een besluit is echter verstreken zonder dat er een beslissing is genomen. Eiseres heeft de minister op 16 maart 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 26 april 2024 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de minister geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, aangezien de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 en bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 11 oktober 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.