ECLI:NL:RBDHA:2024:16699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.29709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak beslist de rechtbank Den Haag op het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft een beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes maanden heeft beslist. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 15 maanden is verstreken en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Op 6 september 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank oordeelt dat het beroep, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarnaast is het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 6 september 2024, kennelijk ongegrond, omdat eiser geen inhoudelijke gronden heeft ingediend tegen dit besluit. De rechtbank concludeert dat eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat de minister niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist. De proceskostenvergoeding wordt vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29709

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op eisers aanvraag. Dit beroep heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog door de minister genomen besluit.
2. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw is de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met negen maanden verlengd, De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 15 maanden is verstreken, dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
6. Op 6 september 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiser. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Gelet op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) is de minister geen bestuurlijke dwangsom aan eiser verschuldigd.
8. Eiser heeft geen inhoudelijke gronden ingediend tegen het alsnog genomen besluit. Het beroep is daarom, voor zover gericht tegen het besluit van 6 september 2024, kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk. Het beroep is, voor zover gericht tegen het besluit van 6 september 2024, ongegrond.
10. Eiser krijgt wel een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Niet in geschil is namelijk dat de minister niet tijdig op de asielaanvraag van eiser heeft beslist, dat eiser vervolgens een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd en dat de minister pas na het instellen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit een besluit heeft genomen. De minister moet de proceskostenvergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 6 september 2024, ongegrond;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
T.H. Bos, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.