In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Syrische nationaliteit met Armeense etniciteit, heeft op 10 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 18 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard, stellende dat Armenië als veilig derde land kan worden beschouwd. De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de minister, aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat Armenië een veilig derde land is voor eiser. Eiser heeft vier jaar in Armenië verbleven en heeft daar gestudeerd, wat volgens de minister een band met het land impliceert. Eiser betwist echter dat hij een band heeft met Armenië en stelt dat hij daar gediscrimineerd en mishandeld is. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft aangenomen dat eiser opnieuw toegang kan krijgen tot Armenië, gezien zijn Armeense etniciteit en eerdere verblijfsvergunning.
De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat hij persoonlijk te vrezen heeft voor onmenselijke of vernederende behandeling in Armenië. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiser.