ECLI:NL:RBDHA:2024:17043
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan. Eiser had zijn aanvraag op 30 augustus 2023 ingediend, en verweerder, de minister van Asiel en Migratie, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum 28 februari 2024 was. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser verweerder op 12 april 2024 in gebreke gesteld en op 7 juni 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 en bepaalt dat het door eiser betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op www.rechtspraak.nl.