ECLI:NL:RBDHA:2024:17045
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor haar dochter. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft op 11 juli 2024 verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 26 juli 2024 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van negentien weken heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een termijn van vier weken op om alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442, en een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 en bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.