ECLI:NL:RBDHA:2024:17052
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor zijn familieleden. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. Eiser had zijn aanvragen op 22 augustus 2023 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 had verweerder binnen 90 dagen moeten beslissen. De rechtbank constateert dat de beslistermijn op 20 februari 2024 is verstreken zonder dat er besluiten zijn genomen. Eiser heeft verweerder op 29 maart 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 31 mei 2024 ingediend, wat tijdig is. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met de mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken als nader onderzoek nodig is. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser verzoekt ook om vaststelling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die door de rechtbank op € 1.442 worden vastgesteld. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 en moet het griffierecht van € 187 vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat informatie over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.