ECLI:NL:RBDHA:2024:17342
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvragen om verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N. Vollebergh, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 10 juli 2023 aanvragen ingediend voor verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf voor haar ouders, broertjes en neefje in het kader van nareis en gezinshereniging. De minister had de beslistermijn verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig beslist, waardoor eiseres op 18 april 2024 rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en op 20 mei 2024 het beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen had beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.