ECLI:NL:RBDHA:2024:17344
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenoot en minderjarige kinderen. Eiser heeft de aanvraag op 22 september 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 22 maart 2024, moeten beslissen. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser de minister op 4 april 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 23 mei 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor de rechtbank een langere termijn kan opleggen. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met de mogelijkheid tot een verlenging van de termijn tot twintig weken als er nader onderzoek nodig is. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 24 oktober 2024 door rechter A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier A.S.J.I. Hendrickx, en is openbaar gemaakt.