ECLI:NL:RBDHA:2024:17349
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvragen om verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Vollebergh, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvragen om verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf voor zijn ouders, drie zussen en twee broers. Eiser had de aanvragen op 28 december 2022 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 een beslistermijn van 90 dagen, die met drie maanden was verlengd. De rechtbank oordeelde dat de minister niet tijdig had beslist, aangezien de termijn op 29 juni 2023 was verstreken zonder dat er besluiten waren genomen. Eiser had de minister op 12 januari 2024 in gebreke gesteld en het beroep was op 20 mei 2024 ingesteld, wat tijdig was.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank legde de minister een termijn van acht weken op om besluiten bekend te maken, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken als er nader onderzoek nodig was. Tevens werd een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank oordeelde ook dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiser moest betalen, en veroordeelde de minister tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.