ECLI:NL:RBDHA:2024:17370
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 15 augustus 2023 heeft eiser een aanvraag ingediend voor de verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenoot en minderjarige kinderen. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Verweerder had uiterlijk op 14 februari 2024 een besluit moeten nemen, maar dit is niet gebeurd. Eiser heeft verweerder op 23 april 2024 in gebreke gesteld en op 22 mei 2024 beroep ingesteld, wat tijdig is gedaan.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn van acht weken wordt opgelegd. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser verzoekt om vaststelling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die op € 1.442 worden vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit, en veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten aan eiser ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187.
Deze uitspraak is gedaan op 24 oktober 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.