Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist, ondanks dat de aanvraag op 31 oktober 2023 was ingediend. De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. Eisers hebben de minister op 1 mei 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 22 mei 2024 is ingediend. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de minister een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers ter hoogte van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187.
Deze uitspraak is gedaan op 24 oktober 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de uitspraak geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.