ECLI:NL:RBDHA:2024:17742
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake beëindiging EU-verblijfsrecht en ongewenstverklaring
Op 29 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker met de Poolse nationaliteit. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, dat was ingediend tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie om het EU-verblijfsrecht van verzoeker te beëindigen, hem op te dragen Nederland te verlaten en hem ongewenst te verklaren. De minister had op 16 mei 2024 deze besluiten genomen, omdat verzoeker met zijn gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving zou vormen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister zich op dit standpunt mocht stellen, gezien de ernst van de strafbare feiten waarvoor verzoeker was veroordeeld, namelijk zware mishandeling met een machete. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat hij geen actuele bedreiging meer vormt, ondanks zijn argumenten over positieve gedragsverandering en het tijdsverloop sinds de pleegdatum van de feiten. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de belangen van verzoeker door de minister deugdelijk zijn betrokken en dat het besluit geen onevenredige gevolgen heeft. Het verzoek om vrijstelling van griffierecht is wel toegewezen, omdat verzoeker aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 oktober 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.