ECLI:NL:RBDHA:2024:17751
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres tijdig beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een bijzonder geval, waarbij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning aan de orde zijn. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met de mogelijkheid tot verlenging indien nader onderzoek nodig is. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp op 29 oktober 2024, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.