ECLI:NL:RBDHA:2024:17753
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote en kinderen. De aanvraag is op 3 oktober 2023 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 had verweerder binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste datum voor een besluit op 1 april 2024 lag. Eiser heeft verweerder op 4 april 2024 in gebreke gesteld, en het beroep is op 16 juli 2024 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om alsnog een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, omdat het gaat om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan op 29 oktober 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.