ECLI:NL:RBDHA:2024:17757
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging
Op 29 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn had beslist en dat de eiser rechtsgeldig in gebreke was gesteld. Hierdoor was het beroep tijdig ingediend en werd het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank legde de minister een termijn op van vier weken om alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken. Tevens werd er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelde de minister ook in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 437,50, en bepaalde dat het door de eiser betaalde griffierecht van € 187 vergoed moest worden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.