ECLI:NL:RBDHA:2024:17772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.22163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsleven

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van twee eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij hun (groot)moeder, die als referente fungeert. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 4 november 2022, en het bezwaar van de eisers werd op 16 oktober 2023 ongegrond verklaard. De minister trok dit besluit op 22 maart 2024 in, maar verklaarde het bezwaar op 29 april 2024 opnieuw ongegrond. De rechtbank behandelde de zaak op 4 september 2024, waarbij de referente, de gemachtigde van de eisers en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister het juiste toetsingskader heeft toegepast en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de referente en eiseres 1, noch tussen de referente en eiseres 2. De minister concludeert dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen de referente en eiseres 2, aangezien zij elkaar nooit in het echt hebben ontmoet. De rechtbank stelt vast dat de minister alle relevante elementen heeft betrokken in zijn beoordeling en dat de psychische problemen van de eisers niet voldoende zijn om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid aan te tonen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22163

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres 1] , v-nummer: [nummer] , eiseres 1

[eiseres 2], v-nummer: [nummer] , eiseres 2
eisers,
(gemachtigde: mr. D.W. Beemers),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de namens hen ingediende aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij hun (groot)moeder [naam] (referente).
1.1.
Bij besluit van 4 november 2022 heeft de minister de aanvraag voor een mvv afgewezen. Bij besluit van 16 oktober 2023 is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Met de brief van 22 maart 2024 heeft de minister het besluit van 16 oktober 2023 ingetrokken. Met het bestreden besluit van 29 april 2024 is het bezwaar van eisers alsnog ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden van eisers, uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. Aan het bestreden besluit heeft de minister het volgende ten grondslag gelegd. Het bestreden besluit is tweeledig. Ten aanzien van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met eiseres overweegt de minister dat deze niet is aangetoond. Om die reden is er geen sprake van gezinsleven tussen referente en eiseres 1. Ten aanzien van de relatie tussen referente en eiseres 2 (de kleindochter van referente) overweegt de minister dat er geen sprake is van hechte en persoonlijke banden tussen referente en eiseres 2. Hierbij acht de minister het relevant dat referente eiseres 2 nog nooit in het echt heeft ontmoet en dat zij ook nooit samen hebben gewoond. Met betrekking tot de psychische problemen van eiseres 2 overweegt de minister dat er niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres 2 hierdoor wordt belemmerd in haar ontwikkeling in Syrië.
Heeft de minister het juiste toetsingskader toegepast?
4. Eisers betogen dat de minister het onjuiste toetsingskader heeft toegepast. Hierbij verwijzen eisers naar IB 2022/80. De minister had de bijkomende elementen van afhankelijkheid moeten beoordelen. Eisers verwijzen in dit kader naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 maart 2024. [2]
4.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Zoals de minister op de zitting heeft gesteld, zijn ten aanzien van eiseres 1 alle bijkomende elementen van afhankelijkheid betrokken en is daarna een integrale beoordeling gemaakt. Ten aanzien van eiseres 2 en referente heeft de minister toegelicht dat hij getoetst heeft of er tussen hen hechte persoonlijke banden bestaan. Hierbij heeft de minister terecht het toetsingskader gebruikt zoals door de Afdeling uiteen is gezet in de uitspraken van 27 maart 2024. [3] Dit blijkt ook uit het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
Bijkomende elementen van afhankelijk tussen referente en eiseres 1
5. Eiseres 1 betoogt dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referente. Ook heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom niet is gebleken dat de relatie tussen referente en eiseres 1 de gebruikelijke moeder-dochterrelatie overstijgt. Ook heeft de minister gelet op de bijzondere omstandigheden ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Samenwonen
5.1.
Eiseres 1 voert aan dat niet in geschil is dat referente en eiseres 1 samen hebben gewoond totdat referente uit Syrië vluchtte. Eiseres 1 was toen 27 jaar oud. Dit is een leeftijd waarbij iemand normaliter al op zichzelf woont. Bovendien heeft eiseres 1 daarna bij haar vader gewoond, totdat ook hij vertrok. Samenwoning in het land van herkomst is een factor die gewogen moet worden. Om die reden moet de minister deze factor in de positieve zin in de besluitvorming betrekken.
5.2.
De minister stelt zich terecht op het standpunt dat niet is gebleken dat eiseres 1 hulpbehoevend was of afhankelijk was van referente en haar vader toen zij nog samen in Syrië woonden. Na de scheiding van eiseres 1 is zij weer bij referente en haar vader komen wonen. Het is niet gebleken dat eiseres 1 toen afhankelijk was van haar vader. Hierbij acht de minister het terecht relevant dat eiseres 1 destijds ook zelf voor haar dochter zorgde. Ook heeft de minister hierbij terecht meegewogen dat eiseres 1 twee jaar zelfstandig in Libanon heeft gewoond.
Medische situatie van eiseres 1 en haar vader
5.3.
Eiseres 1 betoogt dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het vereist is dat er sprake moet zijn van een exclusieve afhankelijkheid ten aanzien van de medische zorg. In dit verband voert eiseres 1 aan dat de medische omstandigheden op zichzelf een van de te wegen factoren zijn. Het staat vast dat er bij eiseres 1 sprake is van psychische klachten. Deze klachten worden mede veroorzaakt door het feit dat eiseres 1 ver bij haar familie vandaan woont. Ook staat vast dat eiseres 1 een ernstige gehoorbeschadiging heeft opgelopen.
5.4.
De minister stelt zich terecht op het standpunt dat, nadat referente en haar echtgenoot waren vertrokken uit Syrië, is gebleken dat eiseres 1 een ernstige depressie heeft en dat zij medische hulp nodig heeft. Niet is gebleken dat eiseres 1 afhankelijk was van referente om medische zorg te krijgen in Syrië. Hierbij is het van belang dat uit de medische verklaring van eiseres 1 niet blijkt dat zij afhankelijk is van referente en haar echtgenoot voor de benodigde psychische ondersteuning. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat de psychische problemen van eiseres 1 en het krijgen van medische zorg niet maken dat er nu wel sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Ook is niet gebleken dat de zorg die eiseres 1 nu krijgt onvoldoende is, of dat zij zich in een medische noodsituatie bevindt. Het is begrijpelijk dat uit de verklaringen van eiseres 1 blijkt dat zij referente en haar vader mist en daarom graag naar Nederland wil komen, maar dit maakt niet dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat niet is gebleken dat de gehoorbeschadiging en de bloedarmoede van eiseres 1 haar dusdanig belemmeren dat zij niet in staat is om in haar dagelijkse leven te functioneren of om voor haar dochter te zorgen. De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat, hoewel de medische situatie van de vader van eiseres 1 zeer verdrietig is en het daardoor begrijpelijk is dat referente en haar echtgenoot graag eisers bij zich willen hebben, dit alleen niet maakt dat er hierdoor sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
Financiële ondersteuning
5.5.
Eiseres 1 betoogt dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het niet relevant is dat referente financiële ondersteuning biedt aan eiseres 1. Het enkele feit dat het niet ongebruikelijk is dat ouders financiële ondersteuning bieden aan hun meerderjarige kinderen doet hier niet aan af. De financiële ondersteuning blijft een relevante factor die meegewogen moet worden. Ook voert eiseres 1 aan dat het feit dat financiële ondersteuning op afstand mogelijk is dit niet anders maakt, omdat dit in principe altijd mogelijk is. Dit mag daarom, volgens eiseres 1, niet meegenomen worden in de beoordeling van deze relevante factor.
5.6.
De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres 1, met de financiële ondersteuning van referente en haar echtgenoot, in staat is om te voorzien in haar levensonderhoud. Ook kunnen eisers deelnemen aan het openbare leven in Syrië. In dit kader is door eiseres 1 niet aannemelijk gemaakt dat de steun en het contact dat nu op afstand plaatsvindt niet in de toekomst op dezelfde manier kan worden voortgezet, of dat dit niet voldoende is. De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat eiseres 1 in staat is om te werken. Dat zij geen werk kan vinden, doet hier niet aan af. Ook stelt de minister zich terecht op het standpunt dat het niet ongebruikelijk is dat ouders hun meerderjarige kinderen financieel ondersteunen.
6. De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat de minister alle elementen heeft betrokken en dat hij heeft mogen overwegen dat alle elementen bij elkaar onvoldoende zijn voor het aannemen van familieleven.
Hechte persoonlijke banden tussen referente en eiseres 2
7. Namens eiseres 2 wordt aangevoerd dat zij ook depressief is. In dit kader is het ook van belang dat de grootvader een kwaadaardige tumor heeft. Ook ten opzichte van eiseres 2 wordt de exclusieve afhankelijkheid ten onrechte door de minister tegengeworpen. De minister onderkent dat er sprake is van een warme en sterke band tussen referente en eiseres 2. Hierbij is het van belang dat het niet normaal is dat een jong kind, zoals eiseres 2, depressief is. Ook wordt in dit kader ten onrechte door de minister gesuggereerd dat het familieleven op afstand ingevuld kan worden.
7.1.
De minister stelt zich terecht op het standpunt dat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden tussen referente en eiseres 2. Referente heeft eiseres 2 nooit in het echt ontmoet en zij hebben dus ook nooit samengewoond. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat het feit dat er altijd veel telefonisch contact is geweest tussen de grootvader en eiseres 2, nadat de grootvader uit Syrië vertrok en dat eiseres 2 hem als een vaderfiguur ziet, niet maakt dat er sprake is van hechte persoonlijke banden. De minister stelt zich verder terecht op het standpunt dat de echtgenoot van referente geen zorgtaken heeft voor zijn kleindochter. Dat referente en haar echtgenoot eiseres 2 via de telefoon helpen met huiswerk maakt bovengenoemde niet anders. De minister stelt dat er een warme en sterke band bestaat tussen referente en haar echtgenoot enerzijds, en hun kleindochter anderzijds. Dit maakt echter niet dat er sprake is van hechte persoonlijke banden in de zin van artikel 8 van het EVRM. Met betrekking tot de psychische problemen van eiseres 2 stelt de minister zich terecht op het standpunt dat, hoewel het zeer verdrietig is dat eiseres 2 op jonge leeftijd al zulke problemen heeft, er niet aannemelijk is gemaakt dat zij hierdoor wordt belemmerd in haar ontwikkeling in Syrië. Eiseres 2 gaat namelijk naar school en wordt verzorgd door haar moeder. Hierbij acht de minister het terecht ook van belang dat uit de medische verklaring niet is gebleken dat [eiseres 2] specifiek afhankelijk is van referente of van de echtgenoot van referente.
8. Hoewel het begrijpelijk is dat eisers, referente en de echtgenoot van referente zich in een zeer vervelende en verdrietige situatie bevinden, maakt dit niet dat er aanleiding is om met toepassing van artikel 4:84 van de Awb wegens bijzondere omstandigheden af te wijken van de beleidsregels en de aanvraag van eisers toch in te willigen. De minister heeft terecht alle bijzondere omstandigheden die eisers aanvoeren beoordeeld in het licht van artikel 8 van het EVRM, en dat dan ook niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden die onevenredig zijn in verhouding tot het gevoerde toelatingsbeleid.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.
3.ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188 en ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1187.