ECLI:NL:RBDHA:2024:17849
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Dublin voorlopige voorziening - Gefaciliteerde overdracht en spoedeisend belang in asielprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn aanvraag. De verzoeker had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar dit was ongegrond verklaard. Vervolgens werd hem meegedeeld dat hij op 16 september 2024 zou worden overgedragen aan Kroatië. De verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening om zijn beroep in Nederland af te wachten, wat leidde tot deze uitspraak.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er wel degelijk sprake was van spoedeisend belang. Hoewel de verweerder stelde dat er geen gedwongen overdracht zou plaatsvinden, was de mogelijkheid van een gedwongen overdracht binnen afzienbare tijd reëel. De voorzieningenrechter wees erop dat het in strijd zou zijn met de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening om de verzoeker te dwingen zijn medewerking te onthouden voordat hij de mogelijkheid had om het overdrachtsbesluit te laten schorsen.
Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter het verzoek toe te wijzen, wat betekent dat de verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat op zijn beroep is beslist. De verweerder werd ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier, en is telefonisch aan partijen medegedeeld op 13 september 2024.