ECLI:NL:RBDHA:2024:179
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiseres op 25 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 26 september 2023 een ingebrekestelling ontvangen van eiseres wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 10 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de aanvraag op 25 juni 2022 ingediend en de staatssecretaris heeft de beslistermijn op 21 november 2022 met negen maanden verlengd. De rechtbank constateert dat de wettelijke beslistermijn inmiddels is verstreken en dat de ingebrekestelling rechtsgeldig is. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op en bepaalt dat de staatssecretaris binnen 16 weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. Tevens moet de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.