ECLI:NL:RBDHA:2024:18000
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiseres, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen heeft beslist, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien de verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres tijdig beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de minister binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500. Eiseres heeft recht op verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442, en de rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de minister op om binnen de gestelde termijn een besluit bekend te maken. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.