ECLI:NL:RBDHA:2024:18035
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze zaak, niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiseres, die op 12 januari 2024 was ingediend. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, ondanks een verlenging van de termijn met drie maanden. Eiseres heeft verweerder op 23 juli 2024 in gebreke gesteld en heeft op 28 augustus 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiseres moet betalen, en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat belangrijke overwegingen met betrekking tot de toepassing van de Awb en de Vreemdelingenwet 2000.