Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote en moeder. De rechtbank oordeelde dat de minister in gebreke was gebleven, aangezien de beslistermijn van 90 dagen was overschreden. De rechtbank heeft het verzoek van de eiser om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat hij aannemelijk had gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 24 januari 2024 was ingediend en dat de minister uiterlijk op 23 juli 2024 een besluit had moeten nemen. Aangezien dit niet was gebeurd, was het beroep tijdig ingediend op 3 september 2024. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank legde de minister een termijn van acht weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig was.
Daarnaast werd er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelde vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen had verbeurd en veroordeelde de minister tot betaling van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.