ECLI:NL:RBDHA:2024:18217
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinshereniging. De aanvraag is op 22 november 2023 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 20 mei 2024, een besluit moeten nemen. Eiseres heeft de minister op 31 mei 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 17 juni 2024 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, omdat het gaat om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, tenzij er nader onderzoek nodig is, in welk geval de termijn kan oplopen tot twintig weken.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500. Eiseres wordt in het gelijk gesteld en de rechtbank veroordeelt de minister tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is gedaan op 5 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.