ECLI:NL:RBDHA:2024:18220
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen
Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van meerdere opposanten tegen een eerdere uitspraak van 16 augustus 2024. In die uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van de opposanten tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen kennelijk niet-ontvankelijk, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn, zoals vastgesteld in de WBV 2023/3, nog niet was verstreken, waardoor het beroepschrift te vroeg was ingediend.
De opposanten hebben verzet ingesteld, maar hebben niet verzocht om op zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de rechtbank werd ingegaan op de argumenten van de opposanten, die stelden dat er divergentie binnen de rechtspraak bestaat over de rechtsgeldigheid van de verlenging van de beslistermijn in asielzaken. De rechtbank concludeerde echter dat de aangevoerde argumenten geen aanleiding gaven om te twijfelen aan het eerdere oordeel.
De rechtbank oordeelde dat de argumenten die in verzet zijn aangevoerd, niet nieuw waren en dat deze ook in een reguliere zitting naar voren hadden kunnen worden gebracht. De rechtbank handhaafde haar eerdere beslissing en verklaarde het verzet ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.