ECLI:NL:RBDHA:2024:18220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
NL24.17544 V, NL24.17546 V, NL24.17539 V, NL24.17532 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen

Op 4 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van meerdere opposanten tegen een eerdere uitspraak van 16 augustus 2024. In die uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van de opposanten tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen kennelijk niet-ontvankelijk, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn, zoals vastgesteld in de WBV 2023/3, nog niet was verstreken, waardoor het beroepschrift te vroeg was ingediend.

De opposanten hebben verzet ingesteld, maar hebben niet verzocht om op zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de rechtbank werd ingegaan op de argumenten van de opposanten, die stelden dat er divergentie binnen de rechtspraak bestaat over de rechtsgeldigheid van de verlenging van de beslistermijn in asielzaken. De rechtbank concludeerde echter dat de aangevoerde argumenten geen aanleiding gaven om te twijfelen aan het eerdere oordeel.

De rechtbank oordeelde dat de argumenten die in verzet zijn aangevoerd, niet nieuw waren en dat deze ook in een reguliere zitting naar voren hadden kunnen worden gebracht. De rechtbank handhaafde haar eerdere beslissing en verklaarde het verzet ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17544 V, NL24.17546 V, NL24.17539 V, NL24.17532 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant 1] , opposant,

V-nummer: [V-nummer 1]
[opposant 2], opposant,
V-nummer: [V-nummer 2]
[opposant 3], opposant,
V-nummer: [V-nummer 3]
[opposant 4], opposant,
V-nummer: [V-nummer 4]
Hierna gezamenlijk te noemen: opposanten,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),

Procesverloop

Bij uitspraak van 16 augustus 2024 [1] heeft de rechtbank het beroep van opposanten kennelijk niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. [2]
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposanten hebben niet verzocht om op zitting te worden gehoord. De rechtbank doet op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposanten tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beslistermijn gelet op de WBV 2023/3 [3] nog niet was verstreken. Het beroepschrift was dan ook te vroeg ingediend.
2. In verzet kan alleen worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot zijn kennelijke oordeel is gekomen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een behandeling op zitting in beroep ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de kennelijke uitkomst.
3. Opposanten voeren het volgende aan. Er is sprake van divergentie binnen de rechtspraak over de rechtsgeldigheid van de verlenging van beslistermijn in asielzaken, waardoor deze zaak zich niet leent voor afdoening buiten zitting. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, [4] en de omstandigheid dat de Afdeling [5] prejudiciële vragen heeft gesteld. [6] Tot slot verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch. [7] Dit betreft een vergelijkbare zaak waarin het verzet gegrond is verklaard.
4. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor het oordeel dat niet tot een kennelijk oordeel kon worden gekomen. In verzet zijn immers geen argumenten naar voren gebracht die in het geval van een normale behandeling (ter zitting) hadden kunnen worden aangevoerd en waardoor twijfel zou zijn ontstaan over de uitkomst van het beroep. [8] In de aangevallen uitspraak is met de verwijzing naar de uitspraken van deze zittingsplaats van
19 april 2024 [9] al ingegaan op de argumenten die nu in verzet zijn aangevoerd. Dat sprake is van divergerende rechtspraak is als zodanig geen reden voor de conclusie dat de rechtbank niet tot een kennelijk oordeel kan komen. De aanhangige prejudiciële vragen over de verlengde beslistermijn zouden in beroep evenmin tot een andersluidende uitspraak hebben geleid. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft deze vragen namelijk nog niet beantwoord.
5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 november 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van A.A.M. Mangroe, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235; in werking getreden op 26 januari 2023.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Zie de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125.
7.Van 5 oktober 2023, ECLI:NL:RBOBR:2024:2192.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2177.