ECLI:NL:RBDHA:2024:18228
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvragen om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 6 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.W.C. van Geet, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar en haar kinderen in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist, ondanks dat eiseres de aanvragen op 27 juni 2023 had ingediend. De wettelijke beslistermijn van 90 dagen was verstreken, en eiseres had de minister op meerdere momenten in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was en dat de minister binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een besluit moest nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiseres had ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 437,50 aan eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.