ECLI:NL:RBDHA:2024:1823
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en uitzetting van een Marokkaanse vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, die in detentie is geplaatst op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Marokko. De rechtbank oordeelt dat er zicht op uitzetting bestaat en dat de detentie van eiser niet onevenredig bezwarend is, ondanks zijn medische omstandigheden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder het aanvragen van een laissez-passer en het voeren van gesprekken met de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft ook de mentale gezondheid van eiser in overweging genomen, maar oordeelt dat de beschikbare zorg in detentie toereikend is.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om de maatregel van bewaring op te heffen of te wijzigen, en heeft zij het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.