ECLI:NL:RBDHA:2024:18285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
NL23.11558
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van een beslissing op een mvv-aanvraag in het kader van nareis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Schonkeren, had eerder een aanvraag ingediend die op 2 juni 2020 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, dat op 20 juli 2022 door de rechtbank in 's-Hertogenbosch gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Echter, de minister heeft verzuimd om tijdig een beslissing te nemen, wat heeft geleid tot het huidige beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft de minister op 3 maart 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 14 april 2023 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de minister een termijn van vier weken op om een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500.

Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van bijzondere omstandigheden, maar dat dit niet betekent dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming mag worden opgeofferd aan snelheid. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11558

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2020 heeft verweerder de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 20 juli 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:RBOBR:2022:2957, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de mvv-aanvraag in het kader van nareis.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan.
2. Op 20 juli 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:RBOBR:2022:2957, het beroep tegen de afgewezen aanvraag van eiseres gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. In dit geval is de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) negentien weken. De beslistermijn eindigt daardoor op 30 november 2022. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is daarom voorbij zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 3 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 14 april 2023 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
3. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
4. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3590 en naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2643 en ECLI:NL:RVS:2024:2644. Omdat ook in reguliere zaken de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt en deze niet zonder meer mag worden opgeofferd aan de voorgeschreven snelheid, is er echter geen aanleiding om in zaken die betrekking hebben op een reguliere mvv-aanvraag anders te oordelen. In deze zaak die ook gaat over een bezwaar tegen een beslissing op een dergelijke aanvraag, ziet de rechtbank geen aanleiding om daar anders over te oordelen. Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
5. Bij het bepalen van de nadere beslistermijn ten aanzien van een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf, sluit de rechtbank aan bij de beslistermijnen die worden verbonden aan de verschillende fasen in de besluitvorming zoals genoemd in de bovenvermelde uitspraak van zittingsplaats Arnhem van 17 maart 2023. In de eerder genoemde uitspraken van 3 juli 2024 heeft de Afdeling geoordeeld dat deze nadere beslistermijnen redelijk zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen. De uitganspunten voor een passende beslistermijn die zijn geformuleerd in de uitspraak van de zittingsplaats Arnhem zullen daarom ook worden toegepast in deze zaak die ook gaat over een bezwaar tegen een beslissing op een dergelijke aanvraag.
6. De rechtbank neemt aan dat het dossier compleet is, omdat het beroep ziet op het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen een termijn van vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak moet beslissen op het bezwaar van eiseres.
7. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
8. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

- de rechtbank verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op het bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 5 november 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.