ECLI:NL:RBDHA:2024:18299
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag mvv in kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor verblijf bij haar referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder, geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft haar aanvraag op 9 september 2022 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is door verweerder verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 7 maart 2023 viel. Eiseres heeft verweerder op 16 maart 2023 in gebreke gesteld en op 10 april 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, en de rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 en bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed.