ECLI:NL:RBDHA:2024:18536
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 29 augustus 2023 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij referent Ibrahim Bakr. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank doet uitspraak op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting. Eiser heeft verweerder op 21 maart 2024 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 16 mei 2024 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn van acht weken wordt opgelegd. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser verzoekt om vaststelling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen, die op € 1.442 worden vastgesteld. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 en bepaalt dat het door eiser betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 11 november 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt.