ECLI:NL:RBDHA:2024:1860
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot medische omstandigheden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 15 december 2023 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat er geen schending is van de artikelen 4 en 5 van de Dublinverordening, ondanks de claim van eiser dat hij niet tijdig was geïnformeerd over zijn rechten en plichten. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de informatiebrochures tijdig heeft verstrekt en dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om deze te begrijpen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eiser en zijn broer, en dat de medische omstandigheden van eiser niet zodanig zijn dat deze een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.