ECLI:NL:RBDHA:2024:1862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag wegens ontbreken van procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 11 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd op 17 januari 2024 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 14 februari 2024, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, werd de zaak behandeld. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft, omdat hij op 11 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en er geen contact is met zijn gemachtigde. Dit leidt tot de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is, zonder inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank wijst erop dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit, aangezien hij geen contact heeft met zijn gemachtigde en niet duidelijk is of hij nog in Nederland verblijft. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.1861
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D. de Vries),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. Theodoulou).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] 2000. Hij heeft op 11 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 januari 2024 deze aanvraag in de algemene asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL24.1862, op 14 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk

Overwegingen

1. De rechtbank geeft daarvoor de volgende motivering.
2. De rechtbank beantwoordt allereerst de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Uit het dossier blijkt dat eiser op 19 december 2023 het nader gehoor heeft gehad. Omdat dit nader gehoor niet kon worden afgerond, heeft de hoormedewerker eiser een uitnodiging in handen gegeven om zich op 11 januari 2024 opnieuw te melden voor de voortzetting van het nader gehoor. Een kopie van die uitnodiging is tevens op
19 december 2023 verzonden aan de advocaat van eiser. Eiser heeft zich op 11 januari 2024 niet gemeld voor het vervolg van het nader gehoor en volgens meldingen van het COA is eiser diezelfde dag met onbekende bestemming vertrokken.
3. Uit vaste rechtspraak1 volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijsstelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. Op 11 januari 2024 heeft verweerder in het rapport Niet verschijnen voor gehoor medegedeeld dat eiser volgens meldingen van het COA op diezelfde dag met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft vervolgens op 15 januari 2024 een voornemen uitgebracht, waarop eiser heeft gereageerd met een zienswijze op 16 januari 2024. Daarop heeft verweerder op 17 januari 2024 de beschikking geslagen. Uit het daaropvolgende beroepschrift is niet gebleken dat gemachtigde met eiser in contact staat.
5. De rechtbank heeft naar aanleiding van deze gang van zaken op 25 januari 2024 de gemachtigde van eiser, met het oog op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)2, verzocht om inlichtingen te verstrekken over het verblijf van eiser en het contact met eiser. In reactie hierop heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 31 januari 2024 laten weten dat hij op dit moment geen contact heeft met eiser en niet weet waar eiser verblijft.
6. De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde van eiser niet heeft onderbouwd waarom eiser procesbelang heeft bij het beroep. Verweerder noch eisers gemachtigde weet waar eiser verblijft en of eiser nog in Nederland is. Uit het bericht van eisers gemachtigde blijkt verder dat eiser sinds 23 januari 2024 geen contact heeft met zijn gemachtigde over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. Nu eiser geen contact heeft met zijn gemachtigde valt niet in te zien dat hij prijs stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland en belang hecht aan de wijze waarop verweerder zijn asielaanvraag heeft afgedaan. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
7. Het beroep is dus niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2024 door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
2 ABRvS 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
14 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.