In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.G.J.M. Lucassen, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres diende haar aanvraag in op 31 maart 2023, en de minister had volgens de wet binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn werd echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 19 juli 2024 genomen had moeten worden. Eiseres heeft de minister op 19 juli 2024 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft besloten dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 2 oktober 2024. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen, en als dit niet gebeurt, moet de minister de dwangsom betalen. Eiseres kan in beroep gaan tegen deze uitspraak als zij het er niet mee eens is.