ECLI:NL:RBDHA:2024:18693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
NL24.25926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens internationale bescherming in Malta

Op 19 juni 2024 heeft de minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Malta. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 20 augustus 2024 door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, is doorverwezen naar de zittingsplaats Groningen. De rechtbank heeft op 7 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde via een telefoonverbinding.

De rechtbank heeft beoordeeld of de minister de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser, van Eritrese nationaliteit, heeft op 28 mei 2024 een asielaanvraag ingediend en verklaard dat hij sinds 8 november 2023 internationale bescherming op Malta heeft. De minister heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 30a van de Vw 2000, omdat eiser een zodanige band met Malta heeft dat het redelijk is dat hij daarheen terugkeert. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Malta in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest zal komen.

De rechtbank concludeert dat eiser niet de intentie had om internationale bescherming in Malta aan te vragen, maar dat dit niet afdoet aan de feitelijke situatie. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die een afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25926

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A. van der Toorn),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. Bij besluit van 19 juni 2024 heeft de minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Malta.
1.1.
Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, heeft op 20 augustus 2024 deze zaak doorverwezen naar de zittingsplaats Groningen, vanwege de hier lopende beroepsprocedure tegen de afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). [2] Bij uitspraak van heden is dit beroep ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van eiser (via een telefoonverbinding) en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit. Eiser heeft op 28 mei 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij heeft verklaard dat hij sinds 8 november 2023 internationale bescherming op Malta heeft.
4.1.
De minister heeft de asielaanvraag op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser op Malta internationale bescherming geniet. De minister stelt dat eiser, gelet op die Maltese asielvergunning, een zodanige band met Malta heeft dat het redelijk is dat hij daarnaartoe terugkeert. Volgens de minister heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Malta in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
Beroepsgronden
5. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet zijn intentie was om internationale bescherming te vragen op Malta. Daarnaast heeft hij zijn ouders, broer en zus in Nederland wonen.
6. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat de overige gronden, die zien op de mvv-procedure, niet langer worden gehandhaafd. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot het beoordelen van de gronden zoals hiervoor onder 5 zijn weergegeven.
Overwegingen van de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat partijen niet van mening verschillen dat eiser internationale bescherming heeft in Malta. Dat eiser stelt niet de intentie te hebben gehad om in Malta asiel aan te vragen, maakt dit niet anders. Daarnaast heeft eiser niet betwist dat voor Malta van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en Malta dus haar internationale verplichtingen bij de behandeling van statushouders nakomt.
8. De rechtbank stelt verder vast dat eiser niet betwist dat sprake is van een band met Malta door zijn internationale bescherming in Malta. [3] De vraag die voorligt is of de minister, vanwege bijzondere feiten en omstandigheden, had moeten afwijken van het uitgangspunt dat het redelijk voor eiser is om naar Malta te gaan. [4]
9. De rechtbank begrijpt dat de minister zich op het standpunt stelt dat het enkel hebben van familie in Nederland niet maakt dat sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden. De rechtbank vindt dat de minister daarmee deugdelijk heeft gemotiveerd dat geen sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden en het dus redelijk is om van eiser te verwachten dat hij terugkeert naar Malta.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Dijkstra, griffier, en openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.NL24.22631.
3.Zie ook artikel 3.106a van het Vreemdelingenbesluit 2000 en vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 12 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:442).
4.Vlg. de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:326).