In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag op 5 april 2023 ingediend, maar de minister heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden beslist. Eiser heeft de minister op 2 augustus 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen een termijn van acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 26 september 2024. Eiser heeft gewonnen, en de minister is verplicht om binnen de gestelde termijnen te handelen.