In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 26 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres, van Syrische nationaliteit, heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, maar heeft dit verzoek ter zitting ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Polen verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en dat er geen voldoende onderbouwing is voor de verantwoordelijkheid van Polen. De rechtbank weerlegt deze argumenten en stelt vast dat de minister voldoende duidelijk heeft gemaakt waarom Polen verantwoordelijk is. Eiseres heeft niet aangetoond dat er sprake is van een uitzonderlijke afhankelijkheid van haar moeder, die mantelzorg nodig heeft, en de rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om de aanvraag in behandeling te nemen op grond van artikel 16 of 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 november 2024.