ECLI:NL:RBDHA:2024:18953
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor twee personen. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 15 november 2024 uitspraak gedaan. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 5 oktober 2023 is ingediend en dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. Aangezien de beslistermijn op 4 april 2024 verstreken was zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiser verweerder op 12 september 2024 in gebreke gesteld en op 17 oktober 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.